top of page
  • Amies

Er was eens een vlinder

Ontdaan van zijn vleugels was het maar een lelijk beestje en ik had spijt van mijn daad. Ik was te snel, te impulsief geweest, maar wat kon ik doen? Zo ben ik nu eenmaal. We hadden slechts zitten filosoferen over wat een vlinder, vlinder maakt. ‘Je zes poten,’ opperde ik. ‘Nee dat geloof ik niet, kijk naar een vlieg, kijk naar een mug, een mier en zelfs een luis.’ Ik beaamde, en zei: ‘Je vleugels dan? Zo mooi gekleurd, dat heeft niemand.’ ‘Haha, ik zou wel eens willen weten hoe ik er zonder vleugels uit zie,’ lachte hij. Droevig zat hij nu op zijn blaadje. ‘Ow wat moet ik doen?’ jammerde hij. Ik wist het niet. ‘Groeien ze weer aan? Hoe zal ik ooit een wijfje vinden? Hoe kom ik bij mijn nectar?’ Ook dat wist ik niet. ‘Ik wou dat ik niet meer hoefde te leven,’ zei hij met een zucht. Op dat moment kneep ik hem dood. Ik haatte mezelf om wat ik was, dat doe ik nog steeds. Nog even bleef ik zitten, maar een derde wens kwam er niet. Hoofdschuddend verdween ik weer in mijn fles.

Recente blogposts

Alles weergeven

‘Ben jij zomaar een stipje?’ Helder blauw hangt het daar in de lucht. Ik loop er omheen. Boven, onder, van opzij, het lijkt van alle kanten op een stipje. Ik druk mijn vinger er zachtjes tegenaan. Het

‘Hé, wij zijn hetzelfde, wat grappig.’ ‘Nou, nee hoor. Kijk zie je dit tentakeltje? Dat is net even anders.’ Trots zwiept hij het op en neer. ‘Hé, jullie zijn hetzelfde, wat leuk.’ ‘Nee, wij zijn niet

Ik wandel het tuinpad op en zie naast de tegels een rijtje kruisjes staan, gemaakt van takjes en een touwtje. Eén, twee, drie, …, twaalf kruisjes. Elk bij een bergje aarde. Twaalf? Ik blijf verwonderd

bottom of page