top of page
  • Amies

Gezond verlangen

Een hele bak vol, zo zie ik het graag. Witte kool. Check. Sjalotjes, appel, mango. Check. Groene peper, kokos, fijn geknipte koriander, alles zit erin. Met een zwierige zwaai plaats ik de koekenpan op een laagbrandend pitje. Pinda’s erin, cashewnootjes. Zachtjes roosteren en straks knapperige taugé erbij. Dit belooft een klein feestje. Ondertussen snijd ik een citroen doormidden. Net als ik hem wil uitknijpen boven mijn salade, zie ik hoe een geel vitamientje zich met een zuur gezicht aan de schil ontworstelt, over mijn hand rolt en met een boogje in de koekenpan belandt. ‘Gloeiende, wat heet!’ schreeuwt hij terwijl hij een veilig heenkomen zoekt op een nabij gelegen cashewnootje. ‘Dat heb ik weer,’ zucht ik terwijl ik snel het gas uitdraai. Met opgetrokken knietjes overziet hij de pan. Geen uitweg. Ik besluit een helpende hand te bieden door een houten spatel bij zijn voetjes te houden. ‘Ruikt wel lekker,’ mompelt hij terwijl hij er onhandig opklimt. Dicht bij mijn ogen houd ik hem stil en bekijk hem goed. Hij staart naar zijn beentjes die nu gestrekt voor hem liggen. ‘Ik ben maar kort,’ zucht hij. ‘Pardon?’ ‘Ik ben veel korter dan ik dacht. Toen ik nog in de schil zat, wist ik niet waar ik ophield en de citroen begon, of andersom, maar ik ben dus kort.’ ‘Waarom ben je eigenlijk uit die citroen gekropen?’ ‘Het is saai daar. Alles is zuur en geel en iedereen doet niks anders dan blaken.’ ‘Blaken?’ ‘Van gezondheid, ja.’ ‘Maar dat is fantastisch toch? Zolang je…’ ‘…maar gezond bent, ‘ maakt hij af. ‘Ik weet het, ik weet het, maar ik ben nog jong en ik wil ook wel eens wat anders. Avontuur! Vrij zijn!’ Ik knik. ‘Kunt u me neerzetten?’ Ik laat de spatel naar het aanrecht zakken. Zo’n daadkrachtig vitamientje kan ik er goed bij hebben met de naderende winter. Even twijfel ik of ik hem op zal eten, maar dan zie ik mijn salade en overtuig mezelf dat die zo ook al heel gezond is. Het vitamientje balanceert nu op de rand van de afgrond. Dat wil zeggen; hij loopt langs de gootsteen. Ik besluit mijn taugé te bakken. ‘Meneer?’ hoor ik na een tijdje. ‘Meneer, ik voel mij niet zo lekker.’ ‘Dan had je in mijn salade moeten zitten,’ grap ik trots. ‘Meneer!’ Aan het hese geluid hoor ik nu dat het menens is. Ik kijk op en zie hem liggen, vlak naast het vaatdoekje. Hij ziet bleek. ‘Wat is er met mij aan de hand?’ vraagt hij. Ik schuif hem voorzichtig weer op de spatel. ‘Ik denk dat je vervliegt,’ zeg ik. ‘Is dat ernstig?’ Even ben ik stil en slik. ‘Nee, dat is niet ernstig. Alle vitamientjes die vrij zijn, vervliegen vroeg of laat.’ ‘Ik ben vrij he?’ fluistert hij en begint voorzichtjes te glunderen, tot hij opeens poef! verdwenen is. Ik staar naar mijn lege spatel. ‘Dag jongen,’ fluister ik. Even later valt mijn blik op de taugé en begin ik zelf te glunderen. Lekker knapperig, precies goed.

Recente blogposts

Alles weergeven

‘Meester, ik heb een vlinder getekend.’ Ik staar naar het lege vel dat voor hem op tafel ligt. ‘Een vlinder? Maar ik zie helemaal niks.’ ‘Nee, niet daar,’ lacht hij alsof ik iets heel doms gezegd heb.

‘Blaas dan! Is dit alles wat je kunt? Blaas dan, stom…’ Whoeiiiiiii. Met een harde plons beland ik tientallen meters verder in zee. Klets, nat, pak, aan! Te vroeg. Dit had ik niet verwacht. Nog niet.

‘Maar meneer, ik wil niet terug!’ jammert hij, ‘het is daar zo kil en koud en ik word er ziek, hoor maar…’ Even kucht hij gemaakt. Ik stap stevig door over het parkeerterrein richting ingang. Bij de i

bottom of page