- Amies
Het is geen ei
‘Voor de laatste keer; Ik ben geen ei, ik zit er in!’ ‘Samen met de schaal vorm jij toch het ei?’ Op een diepe zucht na blijft het stil en ik besef dat verder discussiëren geen zin heeft. ‘Oké, zand erover.’ ‘Ja,’ klinkt hij stellig. ‘Waarom kom je eigenlijk niet uit?’ vraag ik in een poging het gesprek een nieuwe wending te geven. ‘Ik wil er niet uit. Ik durf niet, de wereld zit vol gevaren en hier binnen is het veilig en knus.’ ‘Je zal toch echt een keertje uit moeten komen. De wereld is misschien niet altijd even mooi, maar het leven is echt de moeite waard. Je kan toch ook niet altijd zo blijven zitten?’ ‘Waarom niet?’ klinkt het opstandig. Ik denk na. ‘Wat nou als je een keer een windje laat daarbinnen? Daar ben je dan mooi klaar mee.’ ‘Hihihi,’ hoor ik zacht terwijl het lijkt of het eitje even rood aanloopt. ‘Getsie.’ Daarna blijft het stil. ‘Wat voor ei ben je eigenlijk?’ vraag ik. ‘Ik ben geen ei ik z..’ ‘Ik bedoel, wat zit er in dit ei?’ herstel ik mijzelf. ‘Ik heb geen idee, het is hier te donker om te kunnen zien.’ ‘Maar je hebt toch wel een idee, een gevoel?’ Even wordt er nagedacht. ‘Ik denk dat ik een beer ben, maar ik weet het niet zeker.’ Ik zucht en schud mijn hoofd, maar besluit het spelletje mee te spelen. ‘Grom eens vervaarlijk,’ zeg ik terwijl ik mijn oor bij het ei houd. ‘Ghhhghhh ghhhghhh,’ klinkt het. ‘Ghhh.’ ‘Haha, dat lijkt niet eens op een beer,’ roept een lieveheersbeestje dat naderbij gekropen is en zich met ons gesprek wil bemoeien. ‘Wat zei je?’ vraagt het ei. In een reflex duw ik het lieveheersbeestje onder het zand. In de angst dat hij alles zal verpesten. Van ver beneden mompelt hij zacht: ‘mwou mwoe.’ ‘Ja,’ zeg ik, ‘je moet haast wel een beer zijn. En als jij een beer bent, dan heb je niks te vrezen, dan vrezen anderen jou! Dan ben je groot en sterk en niemand kan je iets maken.’ Weer is het even stil en na een tijdje hoor ik met een zacht stemmetje: ‘Echt waar?’ ‘Natuurlijk!’ bevestig ik. ‘Nou goed, dan kom ik nu uit. Oké?’ ‘Kom uit en geniet van het leven!’ roep ik, terwijl ik spring van opwinding. Met een vrolijke kraak breekt de schaal open, maar niks van wat er uit het ei komt lijkt ook maar in iets op een beer. Logisch. Nog voor hij goed en wel kan beseffen dat hij een schildpadje is, wordt hij gegrepen door een zeemeeuw. Ik ben sterker dan de meeuw, maar zit verstijfd in het zand en doe niks om mijn nieuw verworven vriendje te redden. Het is de natuur, flitst het door mijn hoofd. Ik voel me een sukkel maar laat niks merken. ‘Dag meeuw,’ zeg ik. ‘Dag meneer,’ zegt de meeuw en vliegt weer weg. In lichte shock blijf ik achter. Het lieveheersbeestje dat inmiddels weer naar boven is gekropen spuugt wat zand uit zijn mond en kijkt de meeuw na. ‘Tja, je had hem beter in het ei kunnen laten zitten, jongen,’ zegt hij op een toontje dat mij niet bevalt. Met mijn duim duw ik hem weer terug in het zand, ietsje dieper dan daarvoor.